Probeer het maar eens. Het zal je nooit lukken. Je kunt je de stilte niet zonder geluid voorstellen. Stilte is er alleen maar als er iets te horen is: het kloppen van je hart bijvoorbeeld, het suizen van je hoofd, het verre rumoer van het bloed in je aderen. De stiltes danken hun betovering aan wat je beluistert. Zoals de stilte van een wintermiddag, met heel zachte harpmuziek op de achtergrond. Nu mag een late zomeravond met luitmuziek van Bach er ook wezen. Jawel, luitmuziek. Als de wereld klonk als een luit, zou ze klinken als een klok, om het zo maar eens te zeggen. De luit is een instrument waarop je eenvoudig geen lawaai kunt maken. Ze produceert fijnbesnaarde sereniteit. Ze geeft betekenis aan de stilte. Ze dringt zich niet aan je op. Dat komt dan weer doordat ze de toehoorder tot niets verplicht. Ik zou trouwens wel eens willen weten waarom de stilte zo'n weinig courant artikel is. En waarom lawaai een levensbehoefte is geworden. Want lawaai moet ergens een teken van zijn, moet iets zeggen over hoe mensen in hun vel zitten of over wat er tussen hun oren gaande is. Wat is de boodschap van het lawaai? Waarom is het overal? En waarom worden mensen die er niet van houden er toch toe verplicht? Niet dat ik wil zeggen dat er nu maar luitmuziek van Bach in de winkelstraat bij ons in het dorp gespeeld moet worden. Het zou al heel mooi zijn als er helemaal geen muziek te horen was. Met de stemmen en de voetstappen van de mensen kom je immers ook al een heel eind. Dat is trouwens het vreemde: stilte heeft enig geluid nodig om er te zijn. Lawaai heeft niks nodig. Daarom is het meer 'ik' dan 'wij'. Daarom is lawaai een en al ego?sme.
Jo Wijnen (column in "De Gelderlander" 30 augustus 2000)